Tot later in déjà vu

November 30th, 2014 § 0 comments

lepromoteur

Het is 30 november, nat en donker. Het KMI geeft 3°C. Buiten troept een zwerm mensen samen op de hoek van het Vossenplein. Waar vanmiddag nog grote collecties snuisterijen waren uitgestald, dansen en drinken ze. Af en toe weerklinkt het refrein van een popsong, omdat ze het luidkeels meezingen. Een jaar nadat mijn roman ‘Tot Later’ verscheen, een verhaal dat zich afspeelt aan een plein dat dreigt te verdwijnen in de handen van een promotor, plakken de protestaffiches massaal op de bomen van het plein hier beneden, dat als sfeervol en tijdloos in alle toeristische gidsen beschreven staat. Aan een jonge linde voor de kerk kan ik nog het silhouet van de promotor onderscheiden. Hij werd er vanmiddag voor een volle markt publiekelijk opgehangen.

Het feest in de Chaff gaat nog door tot aan de gemeenteraad morgennamiddag. Dan trekken de feestvierders naar het stadhuis, waar burgemeester en schepenen zullen stemmen over de heraanleg van dit plein, met een ondergrondse parking en werken die twee jaar zullen duren. Aanvankelijk zouden de marchands verhuizen naar Kapellekerk. Na vierduizend handtekeningen in minder dan vierentwintig uur, liet Els Ampe, de schepen van Openbare Werken, al weten dat de werken zo worden georganiseerd, dat de markt kan blijven voortbestaan. Tussen het persbericht van de gemeente en de agenda van de gemeenteraad liet men exact een week de tijd. Wat ben ik nog voorzichtig geweest in mijn roman.

Gelukkig blijken vierentwintig uur voldoende om een protestbeweging te starten, dankzij het enorme engagement van sommige bewoners. De herinnering aan ‘La Bataille des Marolles’, de beruchte strijd tegen de uitbreiding van het Justitiepaleis in de jaren zestig, echoot door de straten. Na enkele dagen ciculeerde de link naar het online plateforme-marolles.be. Daarop bonst, koppig en onafgebroken, het hart van de Brusselse vijfhoek, doorboord met de vlijmscherpe pijl van Cupido. Vanochtend hadden sommige marchands de petitie uitgestald tussen hun vaasjes, en stonden ze bezoekers te woord. De klokken van de kerktoren gingen fel tekeer, toen de promotor om twaalf uur vanmiddag werd berecht en opgehangen in aanwezigheid van een grote massa toeschouwers. Daarna probeerde een menselijke ketting zich rond het plein te sluiten. Honderden stemmen die ritmisch scandeerden: ‘Non au parking! Non au parking!’ Ik had het zo sfeervol niet kunnen verzinnen.
Gisteren vond ik een foldertje in mijn bus, een uitnodiging van Els Ampe om ‘ja’ te komen stemmen, terwijl op het hele plein van ‘s ochtends tot ‘s avonds een ‘nee’ weerklinkt. Het is een amateuristisch vormgegeven blaadje, waarmee ik word uitgenodigd voor een ontmoeting, volgende week maandag om 19u in La Brocante – een week ná de gemeenteraad dus.

Stemmen gaan op dat de parking er hoe dan ook zal komen, dat de socialistische burgemeester geen oren heeft naar het protest, en dat de beslissing toch al is genomen. Een oude dame bracht me dat nieuws vanmorgen op een ijskoude markt. Opgemaakt met lippenstift en een hoed, net als Jeanne in mijn roman, en met dezelfde verslagenheid in haar ogen, zei ze: ‘Mayeur, dat is geen socialist. Een paar rijke Brusselse families hebben hier ilôts opgekocht, en al wat ze willen, is een sjiek plein, een nieuwe Zavel en garageboxen voor hun huurders.’ Ik luisterde en voelde dankbaarheid voor de mensen die in de bres zijn gesprongen.

‘Geen putten en bulten meer’, stond er ook in het foldertje. En dat er geen belastinggeld aan zou worden uitgegeven, maar dat alles met privé-geld wordt gerealiseerd! Een ook, ‘geen bestelwagens meer die geparkeerd staan voor de gevels van de huizen.’ Ik keek over het plein, zondagmiddag half twaalf. Niet één camionette te bespeuren. Ja, waar parkeren de marchands hun wagens? Die avonturiers, die plantrekkers, die overlevers? Nu, ‘s avonds wordt het plein gebruikt als parking. Voor de Fuse. Voor de marchands die er morgenvroeg om 5u weer aan beginnen. Zullen ze er nog zijn over twee jaar?
‘Ik wil graag meelopen in die mars,’ zei Charles, een man die er elke dag weer staat, in weer en wind, ‘maar het is zondag en ik heb geld nodig. Ik moet werken.’ Zijn voorspelling was somber. De crisis voelen ze nu al, zei hij. En de kans bestaat dat ze zich bij het einde van de werken zullen moeten schikken naar een volledig gereglementeerde markt.

Tiens. Vorige week nog kreeg ik hier bezoek van een jonge Italiaan, een student filosofie in Leuven, die migreerde van Amsterdam naar Brussel omdat hij in Brussel meer flou vindt. ‘Overgangsplekken, mengvormen, informele kruispunten, die maken het leven in een stad interessant,’ zei hij. Hij zat op het puntje van de sofa en staarde door het raam van dit salon, naar een rustige markt op woensdagochtend. Hij kon zijn ogen niet afhouden van het spektakel. Hij keek verrukt, en bleef kijken. Toen ik hem koffie serveerde, stond hij op. Midden voor het raam, als stond hij op de buhne voor het theater van de markt, zei hij beslist: ‘Dit gaat niet lang meer duren. Hier komen binnenkort stalletjes van, zoals op de kerstmarkt, met uniforme tafels en gereglementeerde lichtjes. Die gezellige kriskras van marchands in het centrum van een stad, het is te mooi om waar te zijn.’
‘Wat ben jij een cynisch man,’ lacht ik. Maar zie, slechts enkele dagen later zou het spel van gissingen, ontkenningen, boude uitspraken en politiek gesmoes al beginnen.

Tagged

Leave a Reply