Over Spelen

December 3rd, 2006 Comments Off on Over Spelen

Dit verhaal verscheen in V/J 9, een publicatie van Constant, 2006.
Copyright November 2006 An Mertens. Copyleft: dit werk is vrij, je kan het verspreiden en/of veranderen onder de voorwaarden van de Free Art License.

Download als pdf.

※ ⁂ ⁎ ⁘ ※ ⁂ ⁎ ⁘ ※ ⁂ ⁎ ⁘ ※ ⁂ ⁎ ⁘ ※ ⁂ ⁎ ⁘ ※ ⁂ ⁎ ⁘ ※ ⁂ ⁎ ⁘ ※ ⁂ ⁎ ⁘

Over Spelen

Het onderjurkje rolde uit de printer. Aurora trok het aan en glimlachte tevreden. De loden lijnen legden zich precies onder haar borsten in een puntige w. Ze ondersteunden een symmetrische uitbarsting van witte, gele en oranje vlakken. Op haar buik stond een reiger. Zijn poten raakten scheerlings het driehoekje van kabbelende golfjes aan haar venusheuvel.
Aurora was erin geslaagd om het art-deco-glaswerk, dat hoog troonde in het restaurant bij de Beurs, op haar jurk tot leven te brengen. Ze streepte haar ogen dik aan met kool en vuurrood poeder. Uit de lade viste ze de jadegroene hanger. Donkere druivendruppels legden zich in de kuiltjes onder haar hals.
Achter de collectie fotoalbums van haar voorouders, diep onder in de kast, haalde ze de arm. Ze rolde de wilde zijden sjaals uit en streelde de blauwe hand. De rubbergel voelde zo zacht als haar eigen huid en nam meteen haar lichaamswarmte aan. Ze drukte op de hand en neep in de duimheuvel, die meegaf, precies zoals haar spierweefsel. Een staaltje van menselijk vernuft, dacht ze, terwijl ze de hand aan de dynamische slang klikte.
Voor ze inlogde, staarde ze nog een tijdje naar de hand. Het was haar verborgen wereld die naakt op de tafel stond, een geheim dagboek waaraan ze een stukje verder zou schrijven. Als andere ogen naar de hand zouden kijken, zouden ze haar ziel roven, en haar brandmerken voor verboden wellust en onvergeeflijke fouten. Zelfs Jan wist niet dat ze de hand had. Voor het eerst in tien jaar was de hand iets dat ze niet met hem kon delen. En daar genoot ze van.

Ze activeerde de chip in haar pols, speldde het microfoontje op, controleerde de draadloze verbinding en de camera. Met een zuignap maakte ze de slang van de hand vast aan de salontafel en ze legde zich languit op de sofa voor de televisie. Michael toonde zich meteen. Hij zat in een hawai-shirt tegen een muur waarachter een surfer hoog in de lucht tuimelde. Zijn blonde krullen stonden alle kanten op. Ook hij maakte telkens werk van de setting. Michael floot tussen de tanden.
‘I feel like a tourist with camera in front of a Rubens,’ lachte hij, ‘Wacht even.’ Het beeld werd zwart.
Laat het niet te lang duren, dacht Aurora. Ze voelde een grote verlangen naar boven kruipen. Zo meteen zou ze hem willen ruiken, in zijn billen bijten en verdrinken in zijn armen. Komaan!
Michael kwam terug, deze keer tegen een sterrenachtergrond en met hetzelfde zebrajasje dat hij op hun eerste afspraak in het restaurant bij de Beurs had gedragen. Wonderlijk hoe die man haar aanvoelde, dacht Aurora. Een verliefde gloed trok door haar buik. Hij hield een glas wijn op.
‘Ik mis je,’ zei ze.
De slang met de hand zweefde de lucht in. De blauwe duim streelde Aurora’s lippen. Ze greep de hand vast en duwde de palm tegen haar wang.
‘Dan ben ik nu wel zeker dat de zon onder je hals ondergaat,’ lachte hij lief.
Aurora was vertederd door de herinnering aan hun eerste discussie: ‘Het is de ochtendzon en daar blijf ik bij,’ antwoordde ze.
‘Dan is de reiger thuis en net wakker,’ plaagde Michael.
‘Of hij maakt zich op voor de terugreis.’ Aurora bewoog haar hand over de contouren van Michaels tv-schouder en kriebelde in zijn hals.
Een maand lang had ze hem Nederlands aangeleerd, een intensieve cursus voor zakenlui. Enkele dagen voor het einde had hij haar eindelijk uit eten gevraagd. Met de grote woorden, dat hij na één maand les bij de de beste leerkracht van het land vloeiend Nederlands las, had hij de menukaart voor haar ontcijferd. Sprookjestaal van een Londense businessman. Aurora had sterretjes naar hem geworpen en was die laatste dagen bij hem gebleven. Honderd dagen al genoten ze van hun handenrelatie. Voor beiden was het een primeur.
‘En wat wil mijn favoriete leerkracht graag eten?’ vroeg Michael.
‘Waaruit kan ik kiezen?’ probeerde Aurora. Michael keek haar guitig aan, dacht even na en noemde vervolgens enkele delicatessen uit zijn voorraad.
‘Als voorgerecht raad ik je een Engels ossetongetje in rode wijn aan. Je kan daar naar hartelust aan knabbelen, kleine stukjes laten smelten op jouw tong, of er gewoon eens voorzichtig aan likken.’ Zijn woorden bliezen de nostalgische wolk weg.
‘Mmm,’ glimlachte Aurora. ‘Heeft de chef-kok misschien ook zebratong?’ Ze speelde met het weelderige haar op zijn borst. Wat hield ze van zijn vrolijke vindingrijkheid.
‘De Lady heeft een exquise smaak. Deze chef-kok heeft hem in elk geval te pakken!’ De opening was gezet. De handen reisden tussen hals, schouders en heupen.
Michael toverde een diner met zalmfilet in boompjessap, aardappels in de pel, door de hitte opengebarsten tomaten en als dessert kersen in romige melk. Het lustsspel duurde tot de koningin stil werd en de koning flauwviel.
Aurora geeuwde en pakte de hand stevig vast. Ze kuste ze. Michael drukte zacht terug. Na een lange stilte fluisterde hij: ‘Ik heb zin om naast jou op de sofa te liggen. Ook morgen nog.’
Hij keek haar vanop het scherm verliefd aan. Rond zijn lippen lag een zweem van ernst en gevoeligheid die ze nooit eerder had opgemerkt. Aurora sloot de ogen. Tranen welden op. Na drie speelse maanden moest hun spel worden herzien.
‘Het is tijd,’ zei ze zacht. ‘Tot gauw?’
‘Tot gauw,’ antwoordde Michael. ‘Dank je.’
Floep. Weg. Zwart.

Elke chatsessie liet een leegte achter. Maar vandaag zoog die Aurora ook vanbinnen leeg. Voor het eerst wilde ze helemaal bij Michael zijn. Ze kon haar leven niet meer gewoon verderzetten. Haar hele wezen was achtergebleven in die ontastbare ruimte tussen Brussel en Londen. Geen geur, geen vlekje, geen adem in haar oor. Ze wilde in het lege scherm springen. De wereld lag binnen handbereik, dat was zo. En van de ene op de andere seconde verdween die hele wereld uit dezelfde schoot op dezelfde sofa voor dezelfde tuin. Eén enkele klik was de summiere overgang van deze naar deze plek.
Aurora huilde. De bron van haar tranen lag diep. Met lange pijnlijke trekken haalde ze het verdriet boven. Ze liet het scherm tussen de tegels verdwijnen. In de tuin lagen de kippen rond en plat onder de bessenstruik.

Toen Jan drie uur later thuis kwam, had ze de handen en het jurkje opgeborgen en staarde ze vanuit dezelfde sofa wezenloos naar buiten.
‘Slecht nieuws?’ vroeg Jan en hij drukte een kus op haar voorhoofd.
‘Nee, niet bepaald.’
‘Een beetje humeurig?’ Hij streelde over haar haar. ‘Ik neem gauw even een douche.’ Het geluid van stromend water bracht Aurora weer thuis. Bijna helemaal. Ze was blij dat Jan er was, maar Michael had zich vooraan in haar hoofd genesteld. De voorbije maanden had ze geloofd dat de twee mannen zorgeloos naast elkaar konden bestaan, veraf en dichtbij, af en toe dichtbij en veraf, twee gevoelens met dezelfde essentie, als de voor- en de achterkant van dezelfde maan. Moeiteloos waren ze in elkaar overgelopen. Jonge speelsheid wakkert oude liefde aan. Michael leek het een fijn spel te vinden. Grappig, intens en zo multimediaal! Ons hart is in dat spel gegroeid, bedacht Aurora. In de ernst van Michael voelde ze zich geëerd. Ze zou hem niet meer kunnen missen. De strijd moest worden gestreden.

Twee weken later vertrok Jan tien dagen naar Budapest voor een congres over zelfregulerende tandvullingen. Hij was enthousiast en hoopvol. Het zou de medische wereld ingrijpend veranderen. Aurora was ook gelukkig. Het congres viel precies tijdens de krokusvakantie. Leerkracht zou ex-leerling thuis opzoeken. Een uur na Jans vertrek bestelde ze een koffie op de Eurostar. ‘Never promise a man anything before you’ve seen his closet,’ had Michael bij de uitnodiging geschreven.
In een wit pak bedrukt met grote rode rozen wachtte hij haar op in Waterloo-station. Aurora’s rok met het fijne lipjespatroon paste er wonderwel bij. Ernstige Engelsen draaiden zich om en toonden hun vrolijke goedkeuring. Samen liepen ze buiten, langs de Thames. Ze hadden geluk, vond Aurora. De zon liet haar eerste warmte voelen, terwijl dreigende donkere wolken nog in de verte wachtten. Precies zoals ze het graag had: zomerend licht en dreigend duister, helderblauw en dramatisch grijs, niet zomaar droevig en mistroostig, maar hevig gevaarlijk, duizenden en duizenden tonnen opgebold water en wind. Aan de South Bank dronken ze capuccino. Michael vertelde en verzon, kort, krachtig en spitsvondig. Aurora dronk elk woord met gulzige goesting. Ze hield van dat feilloze accent waarachter honderden jaren overheersing, stijl en levenskunst schuilgingen. De cocktail gaf haar pauwenveren en amandelogen, een slank spannend velletje, twee spitse borstjes en de kracht om hard langs het water te rennen.
Michaels appartement lag aan dezelfde oever. Het baadde in licht en luchtigheid. Vanuit de eetkamer keken ze naar de rivier en de stad. Michael ontkurkte een Chardonnay. ‘Met één hand!’ lachte hij. Aurora grinnikte bij het woord handyman. Na één glas wijn waren zijn handen overal. Woordeloos. Een orkest kwam opzetten, zachte percussie, gespannen violen, krachtige blazers. Regen kletterde tegen de ramen. Hoge golven rolden aan en Aurora verdronk in Michaels armen. Met een gelukzalige glimlach kwam ze weer boven. Dat was leven. Dat uitgestrekte niets, de volledige verdwijntruuk, de totale oplossing en daarna de verrijzenis. Grote woorden welden in haar op, precies zoals ze het bij Jan voelde. Alleen. De woorden spartelden in haar mond en draaiden rond haar tong. Elke letter slikte ze weer in. Het was te pril.
‘Je bent mooi,’ zei Michael, ‘je bent precies mijn type.’
‘Hoe is jouw type?’ kuste Aurora.
‘Een antitype.’
‘Mmm.’
‘Jij bent een amazone-vrouw, met een wilde ontembare inslag.’
‘Ik heb mijn twee borsten nog.’
‘Misschien niet meer voor lang!’ zei hij speels en beet erin.

Tijdens de kantooruren schuimde Aurora de stad af als een lichtzinnige toeriste. Ze snuffelde in de exclusieve tweedehandswinkels van Notting Hill, maakte lange wandelingen langs de Thames, ontdekte de Tate Modern, lachte met de halsbrekende toeren van de skaters in Hyde Park, zocht lange uren naar de Serpentine, dronk koffie in Italiaanse barretjes en verdwaalde in Harrods. Elke avond vond ze Michael tegen achten terug. Ze maakte kennis met de ernstige zakenman, de evenwichtige huisgenoot, de vader van twee kinderen, de boekhouder van pa, ma, zus en broer, de drager van duizenden familieverhalen en tradities. Vóór alles bewaarde Michael zijn humor en fantasie. Precies dat maakte hem onweerstaanbaar. In hem klopt het hart van een stad op kruissnelheid, dacht Aurora, waardoor Brussel als een grijze muis verschraalt, samen met Jans bordeaux truien en zijn brave liefde. Door de weeks. Dood gewoon.
Vrijdag volgde Aurora Michaels geheime tip. ‘Vergeet je bikinietje niet,’ had hij in hanenpoten op het plannetje gekrabbeld. De route leidde naar een lelijk bruin gebouw in de buurt van het Britisch Museum. Op het aangegeven nummer hing een metalen plaatje: ‘Oasis’. Aurora ging binnen, volgde de trap drie etages hoog. Hijgend bereikte ze een glazen deur, waarachter een receptie. ‘Je kan hier alleen zwemmen,’ zei het meisje aan de receptie kort. ‘Oh.’ Aurora klonk ontgoocheld. Ze wist niet meteen wat gedaan. Ongeduld lag in de stem van de receptioniste: ‘Well, madam?’ Het moest snel gaan. ‘Ok dan, een ticketje graag,’ zei Aurora schuchter. Ze liep door een donkere gang naar de kleedkamer. Ze voelde zich een stuntel. In haar bikini volgde ze een sportieve oriëntaalse vrouw die een echte habituée leek. Over haar schouder zag ze het zwembad liggen, groot en blauw in open lucht, hoger dan alle omliggende daken. Dat was het dan! Een lichte mist hing over het water. Rillend liep ze van de deur tot aan de springplank en dook zoals haar collega had voorgedaan. Het water was 25°. Bij elke armslag trok de kou aan haar huid, kort en krachtig, voor ze weer de Caraïbische warmte vond. Ze zwom lange banen in rugslag. Zolang haar koude neus het toeliet, dreef ze met de grijze wolken boven haar, voortgestuwd door dezelfde wind. Dan rolde ze om, warmde haar neus en keek weer terug de hemel in. Aan Londen kwam geen einde, dacht Aurora. Hier zou ze wel kunnen wonen. Zonder Jan. Een nieuw leven.

De volgende ochtend lag Aurora in bad na een hevig liefdesspel, waarin Michael haar in een lange aaneenschakeling van kussen en liefkozingen honey, darling, my love, sweetheart, sugar had genoemd. Aurora soesde op de woorden. Lief waren ze, maar zo anders. Een voor een blies ze ze uit in de zeepbellen van het water. Honey, darling, my love. Elk woord vloog op met spetterende blaasjes, zweefde even boven haar en dwarrelde vervolgens neer op haar huid. Daar hoopten de koosnaampjes zich op. Ze glipten niet weg door de poriën. Toen sugar op haar hand viel, voelde ze het woord letter na letter opdrogen. Het leek haar huid met een verflaagje te dichten. Het spande haar aan, ze trok samen. Hoe meer ze erover nadacht, hoe benauwder ze het kreeg. Een lichte paniek deed haar rechtop zitten.
En plots dacht ze aan Jan. Out of the blue was hij daar. Het maakte haar wild. Hij mocht haar nu niet onderbreken! Jan lachte vanuit de spiegel zijn tanden bloot. Ze draaide zich weg van de naakte vrouw in zeepsop met piekende natte haren en witte borsten. De paniek ebde weg en maakte achtereenvolgens plaats voor verwarring, schuld, droefheid. Tenslotte voelde ze alleen nog maar een groot gemis. ‘Heimwee.’ Ze zei het hardop in het Nederlands. Heimwee. Ze had godverdomme heimwee! Ze had het kunnen weten. Ze wilde Nederlands horen. Een weekje maar was ze in een wereld waar geen mens haar verstond en ze kwijnde al weg in eenzame opsluiting. Dank je wel, rotte minderheidstaal. Welkom honkvast Vlaminkje. Huil maar, je mama komt wel weer terug.

‘Lieveling,’ fluisterde ze. Tranen biggelden over haar wangen. ‘Lieveling, vergeef me.’

Toen Michael een uur later voorzichtig op de badkamerdeur klopte en vroeg of alles ok was, hadden zijn lieve woordjes zich losgeweekt van haar huid. Ze behoorden deze wereld toe, Michaels wereld, waarin zij altijd een vreemd wezen zou zijn. Met zijn badjas om kroop ze naast hem in de sofa.
‘Lieve Michael,’ zei ze. ‘Je bent een fantastische man.’ In haar stem herkende hij de boodschap. Hij sloeg zijn ogen neer en wachtte rustig af. ‘Je hebt me darling genoemd, sweetheart, honey, sugar, my love. Je hebt me alle liefdeswoorden gegeven uit jouw taal. Kan je geloven dat ik ze niet voel? Kan je geloven dat ik ze niet begrijp? Ze duwen me van je weg. Ik leef in een andere taal, liefste.’ Ze zei ‘liefste’ en hij keek bedroefd niet-begrijpend op.
‘Liefste is zoiets als my best loved, zoiets.’
Dat leer je niet in de taalles.
Hij nam haar in zijn armen en huilde zachtjes.

‘Jij gaf me handenvol avontuur,’ zei Michael voor Aurora de trein opstapte. Zij gaf hem een laatste glimlach. Ze zouden elkaar niet meer zien. Zo lang ze kon, keek ze Michael na. Ze zou hem heel erg missen. Was er niet al het woord ‘lieveling’ in haar binnengeglipt, dacht ze, zomaar, achteloos, keer op keer, en had het daar niet al een heel eigen aria uitgebroed, incluis met beweginkjes, kleuren en geuren, met kip en verse appelmoes en flarden melodieën, boeken, tv-programma’s; dan had ze misschien met Michael het echte gevoel achter ‘I love you’ kunnen ontdekken.

Brussel-Zuid was donker, leeg en koud. De Eurostargangers maakten zich snel uit de voeten. Verdwaasd liep Aurora de metro in en plofte neer op het zilveren bankje. Het verdict was gevallen. Met het afscheid van Michael leek het licht uitgeknipt. En toch waren deze donkere droevige mensen, deze kleine korte gangen en straten, dit slome ritme, toch was dit alles haar thuis. Ze kwam eenvoudigweg terug van een ontspannen exotische vakantie. Een paar dagen zou ze treuren met de hazelaar in de tuin en dan zou ze de zon weer vinden. Hopelijk voor Jan weer in het land was.
Thuis vond ze de kakelende kippen en een bericht in haar telefoon, of ze met haar expertise in Nederlands voor anderstaligen geen jonge leerkrachten wilde opleiden. ‘Haar praktijkervaring kon onmogelijk in een softwarepakket worden opgenomen.’ Er lag een prettige gestoordheid in de stem van de directeur. Herkenning, warmte, vertrouwdheid. Aurora koos een aquarium voor het elektronische kunstkader bij de sofa en ze haalde de blauwe handen uit de kast. Starend naar de vissen streelde ze de kunststof. Ze volgde de grootste vis met een oranje rug en vervaarlijke paarse spikkels. Hij zwom net als de anderen. En toch volgde ze vooral hem. Ze probeerde op de kleine visjes te letten, maar haar oog werd telkens weer naar de grote, felle, kleurige vis geleid. Wat zou Michael daarbij verzinnen?

De volgende dag kwam de vraag nog enkele keren terug. Telkens zocht ze de handen, streelde ze en hoopte er een antwoord op te krijgen, een verzinseltje dat uit de hand kwam als een geest uit de lamp van Aladdin. Een vrolijke noot tusssendoor, een onverwacht streepje kleur, een bolletje geestessnoep. Dat was Michael voor haar, besefte ze, een buikige bokaal vol geestessnoep. Ze had er met hem voor het eerst van geproefd. Het had haar gesmaakt. Zoveel had hij gegeven dat ze de ingrediënten ervan herkende. Ze zou zelf een klein fabriekje beginnen. Bescheiden eerst. Kleine fantasietjes zou ze smelten waarmee ze Jan zou warm maken. Hij zou vast heel snel meestappen in de zaak. Ze zapte de kader van de Taj Mahal weer naar het aquarium en lachte naar de dikke vis. ‘Het is gemakkelijk om een grote vis te zijn in een kleine zee,’ zei ze tegen het ploppende beest. ‘Straal maar, jij, zolang het duurt.’

Toen Jan thuiskwam, was hij moe. Aurora was springlevend. Ze had een jurkje geprint vol lachende lippen en witte tanden. Midden op de eettafel had ze heel geduldig een mosseltjesbank gebouwd met bovenop een coupe speervormige frietjes en eigenhandig gemaakte mayonaise. Jan trok grote ogen. ‘Ik moet wat vaker weggaan,’ lachte hij. Ze plukten de schelpjes en doopten ze in witte wijn. Aurora kuste het randje van zijn oor. Voor het eerst sinds lang voelde ze zich rustig. De hand stak diep weg onder in de kast en ze zou daar blijven. De herinnering eraan boorde een klein gaatje in de werkelijkheid vanwaaruit de fantasie naar haar toe kwam zwemmen. Ook dat zou zo blijven, geloofde ze. Alle eer kwam Jan toe, haar eerste minnaar. Aurora masseerde zijn schouders. De kapstokken van de schoonheid, noemde ze hen. Over haar huid blies hij lieveling en honingkelkje, rozendauw en peperbol. Ze rolden op en onder elkaar. Ze zweefden weg, waar weg helemaal weg is.

Met dank aan Daan Pleumeekers voor het nalezen en de leerrijke kritiek

Comments are closed.